De wijn was lekker,
het eten ook
Het was laat
Je draaide je om,
de kaarsen doofden
Mensen spuien maar wat
bij het kijken naar prentjes
Omdat liefde zelden tastbaar is
voelde ik je hand op mijn schouder
Je zette je bril op
en keek in mijn hoofd
Het lemmet was scherp
Met je zachte hand
-frêle en bot-
Vroeg ik je
de deur tegenaan te houden
als je naar huis zou gaan
© Wolfie
Toen ik het koud had
vond je die sjaal
niet langer nodig
Je bezorgde blik
omhelsde me
Je lippen dicht, je ogen zacht
Naast dat standbeeld,
op die treden
waarover ik soms struikel
liet je me los,
voor even toch
Omdat passie de rede overtroeft
laat ik begaan
Honger, honger, honger
naar minder
Als de tram voorbij zoeft
volgt de vlucht
Met de nacht genadeloos
en niets zo complex
als de angst voor morgen
is wat bindt breekbaar,
en wat breekt beleefd
Ik draag mijn lievelingstrui
uit jouw kast
En intenser wordt het niet
© Wolfie
Niet dartel
slofte je voorbij
Je hoofd diep tussen je schouders
en je voetstappen begrijpend
Je merkte me niet op
toen pianomuziek het lege terras vulde
Ik riep je nog na
Je naam mee met de wind
De boodschap die je ging doen
was niet dringend,
de wandeling wel
Je pas was traag, je haren licht
Nippend van mijn glas
tuurde ik je na
Overwegend je achterna te hollen
toen de grond onder mijn voeten wegzakte
Je schim vervaagde,
mijn lijstje gemaakt
Ik droop af,
de winkel dicht
© Wolfie
Je hebt er niet meer
maar leest ze wel
Ik niet
Naar die eeuwige rugzak
vraag je me soms niet
Erbij stilstaan doe ik niet
maar van tijd tot tijd
verander ik wel eens
En van tijd tot tijd
orde op zaken
Omdat ik lach als ik je mis
en huil als ik je zie
word ik geprikkeld
als je me traag leert
wat schaamte is
Onbewust
kort je mijn tocht in
Mijn boekenrek
buigt door
maar barsten
doet het niet
© Wolfie
Rustig dwarrelen ze van mijn schouders
als je mijn haren knipt
Net zo galant als dat kadootje inpakken
kom je je naast me neervlijen
Je vingers kietelen mijn oren
In deze zwart-witte wereld
heeft nuance plaats geruimd
voor losgeslagen polarisatie
tussen het rare normale
en het omgekeerde
Mijn behang kleurt retro groen
Er is geen dag zonder nacht
en geen nacht zonder dag
Ook ben ik geen winnaar
want om te winnen moet je spelen
Weet je ?
Die hartjes kostten maar een euro
En die ongemakkelijke zetel,
die hebben we alvast gemeen
© Wolfie
Al duizend keer liep ik erdoor
en nu pas voel ik dat hij oploopt
Op de hoek ontwaar ik je silhouet
Naar boven kijken om de maan te zien hoeft niet
Hij licht je gave gezicht helemaal uit
De gierende banden van taxi's
en de uitlaat van oude bussen
brengen me weer eens van de wijs
Ik neem je stevig vast
Je parfum is helder
En met je gefluister zacht,
je boezem warm,
en je taille fijn,
zijn je wimpers lief
Hoe lang mijn broek al gescheurd was ?
Dat soort zaken hou ik niet bij
Hoe lang je knuffel duurt evenmin
Je knippert met je ogen
en brengt me van mijn stuk
© Wolfie
Soms denk ik aan mijn vader
en ook soms aan mijn moeder
Zij denken niet aan mij
Meestal laat ik mijn schoenen
tot op de draad verslijten
Ik heb het moeilijk
om van kapotte schoenen
afscheid te nemen
Als je slaapt bedenk ik me soms
dat je de deur nooit dichtslaat
Je beweegt me tot tranen toe
als je de slappe lach hebt
Kom je terug in bed ?
Dan kunnen we nog eens
met het beddengoed worstelen
© Wolfie
Een mooie man van het Arische ras
reed deze ochtend het fietspad op
in de omgekeerde richting
Uit schrik voor een oplawaai
heb ik niet geageerd
Gewoon de gang van zaken
Over de ochtendstond
wordt soms iets gezegd
maar het ontsnapt me
Ik werd langzaam wakker
toen ik je lieve woordjes las
en de zon begon te schijnen
Na het sterrenrestaurant
reden we terug huiswaarts
Met mijn hand op je bil
slaagde ik er niet in
mijn blik van je af te wenden
Twee tortelduifjes en een roos
bij het afzakkertje daarna
Iemand noemde ons pathetisch
Jaloezie is iets voor pubers
© Wolfie
De zon verjaarde vandaag
en verzachtte de pijn
Wat bloedt is echt
en moet gepleisterd
Ruim op tijd bel ik bij je aan
Je ligt al in bed
en ik plof me naast je neer
Je plakt je pleister lachend
Mijn hand kent zijn vaste plaats
en ik zoen je tengere hals
Ik zie glooiende lijnen
en inkt
op je zij
Je schikt nog vlug de kussens,
strekt je nog één keer uit
en nestelt je tegen me aan
Als het koper kraakt
praten we elkaar in slaap
en zijn we wat we voelen
© Wolfie
Je bent bang voor jezelf,
soms eng als je doordraait
Ik als ik teveel drink
Je bent hard voor jezelf
Kom, geef me je hand
Dan gijzel ik je twijfel
't Zijn ook maar mensen
die je drie dik op de stoep
niet laten passeren
of niet laten uitstappen
als ze de bus nemen
Met je staart opzij
voel je je bekeken
Net als je tekeningen
vind ik hem mooi
Onschuldig als in een droom
pluk je soms mijn dag
Dan kan ik niet meer terug
want toeval tart het lot
Ik twijfelde tussen
pimpelmees of snoezepoes
Het werd dat tweede
© Wolfie
Een onvriendelijke vrouw
vroeg de weg naar het station
Ik stuurde haar wandelen
Een vriendelijke man
knikte dag
en vroeg niks
Soms bril je
elegant,
niet streng
Het was eerder onbewust
maar 's morgens op de bus
toverde ik plots een lach
op het gezicht van de chauffeur
toen ik haar bedankte
om te werken
tijdens de staking
Me parkeren in anonimiteit
tussen oude bekenden
Daar hou ik van
Hoe dan ?
Vraag het me straks es
Je komt niet bij
als ik mijn slipper verlies
en nooit was ik gelukkiger
dan toen, samen,
aan dat eindeloze strand
Als ik adem
zink je naar mijn hart
en proef ik je nog steeds
© Wolfie
Ziekenhuisgeur
en medisch gezwets
maken me misselijk
Cleane corridors
slaan me uit m'n lood
Wrange dingen
komen binnen
Naast de zeepverdeler
zie ik een witte klink
De deur staat op een kier
In een lichtblauwe plunje
lig je in een stalen krib
Versuft krom je je lippen
Ik voel en krijg het koud
De oude man naast me
trakteert me op een ei,
leert me een les en tapt een mop
Zonder een punt te maken
Met de tweede man verderop
heb ik niks meer te maken
De oude man aan de andere kant ?
Ach, die is er niet
Die is dood
© Wolfie
Ik waan mezelf een stroper
Zo kan ik hem vangen,
ontleden en eigen maken
Zie je angst als goede vriend
Ik verkies praten
boven lezen
Triest is mijn boos zijn
van korte duur
Je zweeft
door mijn hoofd
Anticiperen
is van aard
voorspellend
en vermoeit
Flauwe argumenten
doen aarzelen
Verstopt
stel je teleur
en toch heb je lief
Ik wacht je op
Kom langzaam zitten
Dan leer ik nog iets bij
© Wolfie
Bevrijdend
brandt de zon
op mijn gemoed
Ik wacht je op
Als de zee
met liefde
dompel je me onder
Je streelt ze beter niet,
ego's bedorven
door fixatie
Op het strand verlaten
schreeuw je het uit
Door de zandloper
schaak en mat
reikt je schaduw
tot de einder
Stap niet weg
en hou me bij
Ik doe mijn hart op slot
en geef je de sleutel
© Wolfie
Ik mis je blasfemie
bij een lekke band
Ik mis het zachte geluid
van je rolstoel
Ik mis de Weense worsten
toen thuis alleen
Ik mis hoe je het volume
van de kijkkast te luid zette
Ik mis hoe je kickte
op goedkope gadgets
Ik mis de vrijdagavondrit
naar frituur André
Ik mis de zaterdagochtendrit
naar de voetbalmatch
Ik mis je pronostiek
bij de zondagmiddagcross
Ik mis het gesnurk
tijdens je middagdut
Ik mis het laden van wielen
in de bestelwagen
Ik mis je vijfentwintig frank
snoep na schooltijd
Ik mis hoe je de buurvrouw
in het ootje nam
Ik mis hoe je een wielertoerist
het zwijgen oplegde
Ik mis je ergernis
toen ik een nagel miste
Ik mis hoe je me vroeg
'Arme Joe' te zingen
Het maakt me triest
dat je haar nooit zal kennen,
zij die ik liefheb
Ik mis het herhaalde
bezoek van de dokter
Ik mis
je kanker
© Wolfie
Wekelijks kwamen de groenteboer,
de visboer en de brouwer aan huis
De groenteboer Marcel
is niet meer
Van brouwer Jean-Pierre
weet ik niks
Lionel was ook brouwer
Die leeft nog
en won ooit een cross
De visboer is gaan vissen
Een computer
was iets uit Amerika
en de VTM moest nog komen
Files, dat was Brussel
Een telefoon
had een draaischijf
en Angèle verkocht snoep
Er was ook
een loodgieter,
een dronkaard,
een pastoor,
een warme bakker,
een slager,
een elektricien,
een fietsenmaker,
een tuinman,
een bankier,
en cafés
Verder niks.
© Wolfie
Na sluitingstijd
schuifel ik door
de winkelstraat
Overdag voel ik
me er iet benauwd
In mijn ooghoeken
verworden lichtkranten
tot een kakofonie
De tram tingt
En noopt me opzij
Zelfs leeg
wacht hij nooit
Boos op deze wereld
van verantwoorden
laat ik verwaande moeials
liever links
Verward,
behoedzaam
stap je op me af
Je betovert
met woorden
graag en zien
Je mistige ogen tranen
Sluit ze nu maar
Je bent veilig
© Wolfie
Onder je rode wangen
die de snijdende wind
op je snoet tovert
piept je gele sjaal
uit je lange winterjas
Je ogen blinken tranend
Uit een eigengemaakt vacuüm
duiken gratuite meningen op
Ik doorprik ze als ballonnen
Maar tijd leerde me te zwijgen,
in het zand te bijten
en de duimen te leggen
Mijn sluimerende reactie is vurig
maar zal nooit komen
Soms is mijn humeur
voor iemand anders
Ik hou ervan als je
even opwipt terwijl
je mijn koude neus kust
We zijn het noorden kwijt
en lachen bij het niet eens zijn
over wat gisteravond
het mooiste van de set was
© Wolfie
Ze pept me op,
de vroege lentezon
Languit liggend
in het nog groene gras
denk ik niet aan morgen
De horizon die ik zie
en graag bespelen zou
bindt niet in
en houdt me bezig
Een raar beestje,
de realiteit
Ook hard, zo je wil
Je verrast me
en legt je hoofd
naast dat van mij
Bij een plots briesje
sus je zonder woorden
als vraag je me te rusten
Want dra komt de regen
en is ons pad gebaand
© Wolfie
Als ik bomen zie vallen
tussen rondvliegende stoelen
richt de oude kathedraal zich op
en blijft de burcht overeind
Ik hoor loeiende sirenes
in een spookstad waar
verroeste fietsen zijn gaan liggen
De wind blaast de straat droog
en duwt me terug naar binnen
Je trage zoen
speelt een liedje
in mijn hoofd
Zonder mededogen maakt de toog
elk verhaal vergankelijk
Blij dat het met jou is
zijn we hier maar tijdelijk
want de tand des tijds
toont zelden empathie
Maar jij, jij blijft rustig
en brengt me tot bedaren
© Wolfie
Ik zie maar heb nooit begrepen
hoe een vogel tegen de wind in vliegt
Op de ring zie ik ook hoe een vrouw
een kommetje ontbijtgranen
verorbert achter het stuur
De ochtendspits is woelig van aard
Het staat ook onomstotelijk vast
dat water vuur kan doven
Een meisje kijkt op haar telefoon
en loopt tegen een verkeerspaal
Ik onderdruk mijn grijns niet
en met ogen van houtskool
werpt ze me een boze blik toe
Bij de auto vermijd je de plas
en spring je op de stoep
We zien hoe een meisje lacht
als ze ons samen betrapt
Lieve mensen hebben weinig nodig,
anderen zijn onverzadigbaar
Ken je dat verhaal ?
Van dat koppel schorpioenen
en de omgekeerde wereld ?
Ga even zitten,
ik lees het je voor
© Wolfie
De ochtend spuit mist
en belooft me warmte
De krant voorspelt regen
en leest me artikels voor
over veganisme en vuurwerk
Ik dommel in,
je trilt me wakker
en nodigt me uit
Een wachtlijst
vraagt om geduld
dat dient beloond
Ik wacht op koffie
en ook op jou
We lachen, praten
en hangen de zon op
In de opera zijn we klein
en kijken we naar elkaar
als dansende slangenmensen
ons twee uur lang beroeren
We kussen de dag weg
en beloken maakt het afscheid
ons volmaakt gelukkig
© Wolfie
Mag ik ?
Je bedanken ?
Gewoon
Voor mooie wandelingen
Om mij spontaan je hand te reiken
Voor die warme pullover
Om mij die winkel te leren kennen
Voor dat wijntje op de hoek
Om mijn getater aan te horen
Voor dat muziekje gisteravond
Om me te sussen als ik me erger
Voor je glimlach als ik struikel
Om mijn haren weer te knippen
Voor die picknick op het plein
Om me te laat naar huis te sturen
Voor dat weekendje aan zee
Om me te wekken elke ochtend
Ook wou ik je bedanken
Voor je schouder bij mijn huilen
Om me mezelf te laten zijn
Voor die duizend en één knuffels
Om me mijn vrijheid nog te gunnen
Voor je lach en traan bij tijden
Om me alles te vertellen
Voor warme, fijne nachten
Om je gefluister als je zwijgt
Voor talloze gesprekken
Om je kwetsbaar op te stellen
Voor je oneindige vertrouwen
Om zo van me te houden
Voor de toekomst en 't verleden
Om me jou te leren kennen
© Wolfie
Onder een rode neonlamp
tikt een halfnaakte vrouw
driftig op het raam
Ik wil haar best iets vragen
maar spreek haar talen niet
Ook de tandeloze bedelaar
op het plein begrijp ik niet
Terwijl de nacht de dag vervangt
zie ik een eenzame jongen
oefenen met zijn schaatsplank
Alleen, om later deze week
wat anderen te imponeren
Verderop ligt een dikke man
naast platgedrukte blikjes
in een afgezakte broek
Daarboven een lichtkrant
die aftelt naar een event
dat hij niet zal bijwonen
In mijn kleddernatte jas
kuier ik links op de stoep
wanneer een man met hond me
naar de rechterkant dwingt
Het verzuurde overmant me
als ik de stad waarvan ik hou
ook zo onnoemelijk vaak veracht
© Wolfie
Ik bracht je net naar huis
en ik mijmer op een bankje
Ik worstel met het leven
en alleen denk ik aan vroeger
Als kind echt geen idee
hoe ik menig jaren later
door deze verzadigde stad
zou blijven struinen
Deze dagen vragen meer
dan onze nachten
doen onthouden
Wanneer de fonkeling
uit m'n ogen is verdwenen
ben jij dat meestal ook
Maar slapen lukt nog wel
als door je grijze wolken
ik een regenboog ontlok
© Wolfie